Goed leesonderwijs verzorg je samen

Over het algemeen leren kinderen in groep 3 de techniek van het lezen. Door het toepassen van de elementaire leeshandeling leren kinderen tekens aan klanken te koppelen. Waardoor ze woorden, zinnen en tenslotte hele teksten leren lezen. In het begin van het jaar verloopt dit proces nog traag en stapje voor stapje, maar na enkele maanden verloopt het leesproces steeds automatischer en vlotter. Vanaf midden groep 3 tot en met groep 8 (maar ook nog in het voortgezet onderwijs), leren kinderen om steeds vloeiender te lezen. Vloeiend lezen is de vaardigheid om een tekst correct, vlot en met de juiste intonatie en expressie te lezen.

Hoe krijg je kinderen zelfstandig en met plezier aan het lezen en wat heb je daarvoor nodig? 

 

Om kinderen vloeiend te leren lezen, is het belangrijk dat kinderen veel leeskilometers maken. Dat ze veel lezen uit leeftijdsadequaat boeken. En kinderen die het leren lezen lastig vinden, moeten daar bovenop nog meer leeskilometers maken. Daar is een methode eigenlijk niet voor nodig. De vraag is dan wel, hoe doe je dat dan? 

Het antwoord op die vraag is, zorg voor een rijke aantrekkelijke boekencollectie, een leerkracht die goed op de hoogte is van jeugdliteratuur en weet wat hij moet doen om kinderen met plezier aan het lezen te krijgen en extra te ondersteunen. Tevens is er een schoolleider en een leesdeskundige nodig die de leerkracht ondersteunt, vertrouwen geeft en faciliteert. Concreet houdt dit het volgende in:  

 

De leerkracht: 

  1. Promoot verschillende soorten boeken waar de leerkracht zelf enthousiast over is en laat ook de leerlingen boeken aan elkaar promoten.
  2. Leest iedere dag voor uit.
  3. Helpt kinderen (binnen een afgebakend boekenaanbod) een boek te kiezen. Daarvoor moet de leerkracht goed op de hoogte zijn van recente jeugdliteratuur, van de interesses van de kinderen, hoe de kinderen het liefste lezen en in wat voor soort boeken.
  4. Laat de kinderen iedere dag 20-30 minuten uit een zelfgekozen boek lezen. Tijdens het lezen ondersteunt de leerkracht de leerlingen die het lastig vinden om te (gaan) lezen. Als er eenmaal een leesroutine is ontstaan, dan leest de leerkracht zelf ook.
  5. Laat de leerlingen de boeken verwerken.
  6. Verzamelt gegevens over de leesprestaties van de leerlingen en past daar zijn onderwijs op aan. Leerlingen die moeite hebben om vloeiend te lezen, krijgen bovenop de dagelijkse leestijd extra leestijd om onder begeleiding (herhaald) in leeftijdsadequate boeken te lezen. 

 

 

De leescoördinator:

  1. Formuleert samen met de schoolleider een schoolspecifiek leesbeleidsplan.
  2. Verzamelt en bespreekt met de leerkracht de gegevens over de leesprestaties van de leerlingen, het didactisch handelen van de leerkracht en de leesomgeving
  • Wat valt ons op? Wat gaat al goed en wat zijn aandachtspunten? 
  • Welke (nieuwe) doelen en interventies formuleren we? 
  • Wat is er nodig om de interventies goed uit te kunnen voeren? 
  • Welke afspraken maken we? 
  1. Begeleidt en coacht de leerkracht door bijvoorbeeld te observeren in de klas, gesprekken te voeren, tips te geven of samen lessen voor te bereiden.
  2. Is verantwoordelijk voor een inspirerende leesomgeving en leesactiviteiten op schoolniveau. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de bibliotheek, het organiseren van de kinderboekenweek of een voorleeswedstrijd.
  3. Betrekt samen met de schoolleider en de leraren de ouders bij het leesonderwijs en bij de leesontwikkeling van de leerlingen. 

 

 

De schoolleider:

  1. Stelt het leesonderwijs als prioriteit (focust).
  2. Is verantwoordelijk voor het schoolspecifiek leesbeleidsplan.  
  3. Schept voorwaarden voor effectief leesonderwijs, zoals bijvoorbeeld tijd op het rooster, tijd om voor te bereiden en tijd om gesprekken te voeren, professionalisering en facilitering. 
  4. Bevordert een professionele cultuur waarin de collegiale dialoog over effectief leesonderwijs wordt gevoerd, de leesprestaties van de leerlingen en de leesomgeving worden besproken en feedback wordt gegeven en ontvangen.
  5. Monitort de kwaliteitscyclus en gaat met de leesdeskundige (en de leerkracht) in gesprek over de verzamelde gegevens, de stand van zaken, over (nieuwe) doelen, interventies en de voorwaarden die nodig zijn om de doelen te behalen. 
  6. Betrekt samen met de leesdeskundige en de leerkrachten de ouders bij het onderwijs.

 

Lezen leer je dus door veel te lezen, maar zoals is beschreven, is een leerkracht daar niet alleen verantwoordelijk voor. Goed leesonderwijs is een evenwichtig samenspel tussen de leerkrachten, een leesdeskundige en de schoolleider. 

 

Ben je geïnteresseerd geraakt om op jouw school de leerlingen (vanaf groep 4) ook vloeiend te leren lezen maar dan zonder methode? Neem contact op met Mirjam Snel. Via: [email protected] of bezoek de website: Leesonderwijs (goedleesonderwijs.nl). Zij maakt en voert in overleg met de school een passend verbeteringstraject uit.